Read De Kaart En Het Gebied Online

Authors: Michel Houellebecq

De Kaart En Het Gebied (3 page)

In het Artprice-klassement van rijkste kunstenaars ter wereld stond Koons op nummer 2; sinds een paar jaar had de tien jaar jongere Hirst hem van de eerste plaats verdrongen. Jed zelf had een jaar of tien geleden de vijfhonderddrieëntachtigste plaats bereikt-maar de zeventiende plaats in Frankrijk. Daarna was hij, zoals de commentatoren van de Tour de France zeggen, 'teruggezakt naar de staart van het klassement', om daar vervolgens helemaal uit te verdwijnen. Hij at de laatste restjes cannelloni op en vond nog een bodempje cognac. Met zijn halogeenlamp op maximaal bescheen hij het doek. Nu hij er van dichtbij naar keek klopte zelfs de nacht niet: die had niet de weelde en geheimzinnigheid waarmee de nachten op het Arabisch schiereiland doorgaans worden geassocieerd; hij had hemelsblauw moeten gebruiken, geen ultramarijn. Het was echt een shit-schilderij. Hij pakte een paletmes, stak het oog van Damien Hirst uit, zette kracht om de opening groter te maken - het was een doek van dichtgeweven linnenvezels, heel stevig. Hij greep het kleverige doek met één hand vast en scheurde het in één ruk kapot, waarbij de ezel uit balans raakte en op de grond in elkaar zakte. Een beetje gekalmeerd bleef hij staan, keek naar zijn met verf besmeurde handen, dronk de cognac op en sprong met zijn voeten tegen elkaar op zijn schilderij, vertrapte het en wreef ermee over de vloer, die er glad van werd. Uiteindelijk verloor hij zijn evenwicht en viel met zijn achterhoofd hard op de rand van de ezel, zijn maaginhoud kwam omhoog en hij gaf over, in één klap voelde hij zich beter, de frisse nachtlucht streek vrij over zijn gezicht, verheerlijkt sloot hij zijn ogen; hij was duidelijk aan het eind van een cyclus beland.

Eerste deel
1

Jed herinnerde zich niet meer wanneer hij was gaan tekenen. Waarschijnlijk tekenden alle kinderen wel in meer of mindere mate, hij kende geen kinderen, hij wist het niet zeker. Het enige wat hij nu zeker wist, was dat hij bloemen was gaan tekenen-in kleine schriften, met kleurpotlood.

Meestal op woensdagmiddag, soms op zondag, had hij momenten van extase gekend, helemaal alleen in de zonovergoten tuin, terwijl de oppas met haar nieuwste vriendje belde. De achttienjarige Vanessa, een eerstejaarsstudente economie aan de universiteit van Saint-Denis/Villetaneuse, was lange tijd de enige getuige van zijn eerste kunstzinnige pogingen. Ze vond zijn tekeningen mooi, zei hem dat en was oprecht, maar wierp hem soms toch stomverbaasde blikken toe. Kleine jongens tekenen bloedige monsters, nazi-emblemen of straaljagers (of als ze erg voorlijk zijn, kutjes en pikken), zelden bloemen.

Jed wist het nog niet, en Vanessa evenmin, maar bloemen zijn niets anders dan geslachtsorganen, felgekleurde vagina's die het oppervlak van de aardbol sieren, overgeleverd aan de geilheid van insecten. Insecten en mensen, en ook andere dieren, lijken een doel na te streven, ze verplaatsen zich snel en gericht, terwijl bloemen in het licht blijven, oogverblindend en roerloos. De schoonheid van bloemen is droevig omdat bloemen kwetsbaar zijn, en voorbestemd tot de dood, net als elk ding op Aarde natuurlijk maar zij meer dan andere dingen, en net als bij dieren is hun kadaver een groteske parodie op hun levende essentie, en net als bij dieren stinkt hun kadaver – dat
alles begrijp je zodra je één keer de cyclus van de seizoenen en het verrotten van de bloemen hebt meegemaakt, Jed had het begrepen op zijn vijfde en misschien wel eerder, want er waren veel bloemen in het park rond het huis in Le Raincy, veel bomen ook, en de wuivende takken van de bomen waren misschien wel een van de eerste dingen die hij had waargenomen toen een volwassen vrouw (zijn moeder?) hem voortduwde in zijn kinderwagen, afgezien van de wolken en de lucht. De levensdrift van dieren manifesteert zich door snelle veranderingen - het vochtig worden van het gat, het verstijven van de roede, en wat later de lozing van het zaad -, maar dat zou hij pas later ontdekken op een balkon in Port-Grimaud, met hulp van Marthe Taillefer. De levensdrift van planten manifesteert zich door de vorming van oogverblindende kleurvlekjes, die de groenige banaliteit van het natuurlijke landschap doorbreken, en ook de over het algemeen transparante banaliteit van het stadslandschap, in gemeenten met bloemperkjes tenminste.

's Avonds kwam Jeds vader thuis, hij heette 'Jean-Pierre', zo noemden zijn vrienden hem. Jed zelf noemde hem 'papa'. Het was een goede vader, zo zagen zijn vrienden en ondergeschikten hem; een weduwnaar moet erg dapper zijn om in zijn eentje een kind op te voeden. Jean-Pierre was de eerste jaren een goede vader geweest, nu was hij het wat minder, hij deed voor steeds meer uren een beroep op de oppas, at 's avonds regelmatig buiten de deur (meestal met klanten, soms met ondergeschikten, steeds minder vaak met vrienden want de tijd van de vriendschap begon voor hem ten einde te lopen, hij geloofde niet echt meer dat je vrienden kon hebben, dat vriendschap echt iets kon betekenen in het leven van een man of er een andere richting aan kon geven), kwam laat thuis en deed niet eens een poging om de oppas te verleiden, wat de meeste mannen toch proberen; hij hoorde haar relaas van de voorbije dag aan, glimlachte naar zijn zoon, betaalde het gevraagde bedrag. Hij stond aan het hoofd van een onvolledig gezin en was niet van plan opnieuw te trouwen. Hij verdiende veel geld: als
ceo
van een bouwbedrijf was hij gespecialiseerd in de aanleg van sleutelklare beach resorts; hij had klanten in Portugal, op de Malediven, op Hispaniola.

.

Jed had zijn schriften uit die periode bewaard, ze bevatten al zijn toenmalige tekeningen, en dat alles ging kalmpjes dood, zonder zich te haasten (het papier was niet van bijster goede kwaliteit, de potloden ook niet), het kon nog twee, drie eeuwen duren, dingen en levende wezens hebben een beperkte duur.

Een gouache die waarschijnlijk dateerde uit Jeds vroege tienerjaren droeg de titel
Hooitijd in Duitsland
(wat tamelijk raadselachtig was, want Jed kende Duitsland niet en had nooit meegedaan of zelfs ook maar toegekeken bij het 'hooien'). Het decor werd afgesloten door besneeuwde bergen, hoewel de belichting duidelijk op de volle zomer wees; de boeren die het hooi op hun vork laadden en de karren met de ezels ervoor werden behandeld in vlakken van felle kleuren; het was even mooi als een Cézanne, of als wat dan ook. De schoonheidsvraag komt in de schilderkunst op de tweede plaats, de grote schilders uit het verleden werden als zodanig beschouwd wanneer de visie die ze op de wereld hadden ontwikkeld tegelijkertijd coherent en vernieuwend was; wat inhoudt dat ze altijd op dezelfde manier schilderden, dat ze altijd dezelfde methode, dezelfde werkwijzen gebruikten om de voorwerpen van de wereld in picturale voorwerpen om te zetten; en dat die manier, die hun eigen was, nooit eerder was gebruikt. Nog meer waardering oogstten ze als schilder wanneer hun visie op de wereld alomvattend leek, van toepassing op alle bestaande en denkbare voorwerpen en situaties. Dat was de klassieke opvatting van de schilderkunst, de opvatting waarmee Jed tijdens zijn studie vertrouwd zou raken, gebaseerd op het concept
figuratie
- een concept waar Jed in de loop van zijn carrière vreemd genoeg een paar jaar lang op zou terugvallen en dat hem, wat nog veel vreemder was, uiteindelijk rijk en beroemd zou maken.

Jed stelde zijn leven (of in elk geval zijn beroepsleven, dat algauw zou samenvallen met zijn
hele leven)
in dienst van de
kunst,
het maken van voorstellingen van de wereld, zij het dat daar geen mensen in hoefden te leven. Vandaar dat hij
kritische
voorstellingen kon maken - kritisch tot op zekere hoogte, want zowel de kunst als de rest van de samenleving neigde in Jeds jonge jaren naar aanvaarding van de wereld, soms enthousiast, meestal met een nuance van ironie. Zijn vader had niet die keuzevrijheid gehad, hij moest bewoonbare configuraties maken, zonder enige ironie, waarin mensen zouden moeten leven die blij moesten kunnen zijn, in de vakanties toch in elk geval. Hij was aansprakelijk bij een ernstige storing in de woonmachine-als er een lift instortte bijvoorbeeld, of als de toiletten verstopt raakten. Hij was niet aansprakelijk bij een invasie van het resort door een brute, gewelddadige meute die niet in bedwang werd gehouden door de politie en de gestelde machten; bij een aardbeving was hij verminderd aansprakelijk.

Zijn vaders vader - afkomstig uit een obscure, weinig appetijtelijke sociologische poel waarvan het water al sinds mensenheugenis stilstond, hoofdzakelijk samengesteld uit landarbeiders en arme boeren - was fotograaf geweest. Hoe had iemand uit zo'n armoedig milieu in aanraking kunnen komen met de ontluikende technieken van de fotografie? Jed had er geen flauw idee van, zijn vader evenmin; maar hij was de eerste in een lange lijn geweest die buiten de kale maatschappelijke reproductie van hetzelfde was gestapt. Hij had zijn brood verdiend met het fotograferen van vooral huwelijken, soms communies of slotfeesten op dorpsscholen. Hij woonde in het eeuwig verlaten en veronachtzaamde departement dat de Creuse is, en had dus bijna nooit de kans gehad om openingen van gebouwen of bezoekjes van politici van nationale allure te fotograferen. Het was een onbeduidend, slecht betalend ambacht, en het toetreden van zijn zoon tot de architectenstand vormde al een forse maatschappelijke promotie - om nog te zwijgen van het succes dat hij later als ondernemer had.

Toen Jed op de Parijse kunstacademie kwam, had hij het tekenen al opgegeven voor de fotografie. Twee jaar eerder had hij een Linhof Master Technika classic ontdekt op de zolder van zijn grootvader - die de technische camera al niet meer gebruikte toen hij met pensioen ging, maar er mankeerde helemaal niets aan. Jed was gefascineerd geraakt door dat zware, vreemde voorwerp, prehistorisch maar van een uitzonderlijke productiekwaliteit. Door wat te experimenteren had hij het schuiven, het kantelen en het Scheimpflugprincipe onder de knie gekregen, waarna hij zich volledig had overgegeven aan het project dat bijna zijn hele opleidingsperiode aan de kunstacademie in beslag zou nemen: het systematisch fotograferen van de fabricaten van de wereld. Hij werkte in zijn slaapkamer, meestal bij natuurlijk licht. Hangmappen, handvuurwapens, agenda's, inktpatronen, vorken: niets ontsnapte aan zijn encyclopedische ambitie, die erin bestond een uitputtende catalogus van in het industriële tijdperk door de mens vervaardigde voorwerpen samen te stellen.

Dat even monumentale als maniakale, kortom ietwat krankzinnige project leverde hem weliswaar de waardering van de docenten op, maar verhinderde hem ook zich aan te sluiten bij een van de groepjes die om hem heen ontstonden op basis van een gemeenschappelijke esthetische ambitie, of prozaïscher, van een poging tot groepsmatige intrede op de kunstmarkt. Toch knoopte hij vriendschappen aan, zij het geen erg hechte, en zonder te beseffen hoe vluchtig ze zouden zijn. Hij knoopte ook een paar liefdesrelaties aan, eveneens bijna allemaal van korte duur. De dag na zijn afstuderen besefte hij dat hij voortaan grotendeels alleen zou zijn. Zijn werk van de laatste zes jaar had iets meer dan elfduizend foto's opgeleverd. Opgeslagen in
tiff
-formaat, met een kopie in
jpeg
op lagere resolutie, pasten die makkelijk op een harddisk van 640
gb
van het merk Western Digital, die net iets meer dan 200 gram woog. Hij borg zijn technische camera en zijn objectieven zorgvuldig op (hij bezat een 105 mm Rodenstock Apo-Sironar met maximale lensopening van 5,6 en een 180 mm Fujinon met dezelfde maximale lensopening) en nam de rest van zijn spullen in ogenschouw. Draagbare computer, iPod, wat kleren, wat boeken: het was in feite maar weinig, het zou makkelijk in twee koffers passen. Het was mooi weer in Parijs. Hij was in deze kamer niet ongelukkig geweest, ook niet heel gelukkig. Over een week liep zijn huur af. Hij aarzelde of hij naar buiten zou gaan om een laatste rondje door de wijk te maken, langs de oevers van het Bassin de 1'Arsenal - maar belde in plaats daarvan zijn vader om te vragen of hij kwam helpen verhuizen.

.

Het samenwonen in het huis in Le Raincy, voor het eerst sinds jaren, voor het eerst sinds Jeds kindertijd om precies te zijn, afgezien van sommige schoolvakanties, bleek meteen even makkelijk als inhoudsloos. Zijn vader werkte nog veel, hij had de teugels van zijn bedrijf toen nog lang niet uit handen gegeven, hij kwam maar zelden voor negen a tien uur 's avonds thuis; dan plofte hij neer voor de televisie terwijl Jed een van de kant-en-klaarmaaltijden opwarmde die hij een paar weken eerder bij de Carrefour in Aulnay-sous-Bois had gekocht, een hele kofferbak van de Mercedes vol; hij probeerde voor afwisseling te zorgen en te streven naar een enigszins uitgebalanceerd voedingspatroon, hij had ook kaas en fruit gekocht. Hoe dan ook had zijn vader niet veel aandacht voor het eten; na een tijdje futloos te hebben gezapt bleef hij uiteindelijk meestal hangen bij een slaapverwekkend economisch debat op de nieuwszender
lci.
Hij ging vrijwel meteen na het eten naar bed; 's ochtends was hij al weg nog voordat Jed zijn bed uit was. De dagen waren mooi en allemaal even warm. Jed wandelde tussen de bomen van het park en ging onder een grote linde zitten met een filosofieboek in de hand, maar sloeg dat meestal niet open. Er kwamen kinderherinneringen bij hem boven, niet veel; daarna ging hij weer naar binnen om de uitzendingen van de Tour de France te volgen. Hij hield van die lange, saaie shots vanuit de helikopter die het peloton volgde op zijn luie voortgang door het Franse platteland.

Anne, Jeds moeder, was afkomstig uit een joodse middenstandsfamilie - haar vader was een buurtjuwelier. Op haar vijfentwintigste was ze getrouwd met Jean-Pierre Martin, toen een jonge architect. Het was een huwelijk uit liefde, en een paar jaar later had ze een zoon ter wereld gebracht, die ze Jed noemde als eerbetoon aan haar oom, van wie ze veel had gehouden. Toen, een paar dagen voor zijn zevende verjaardag, had ze zelfmoord gepleegd - Jed was het pas jaren later te weten gekomen door een loslippigheid van zijn grootmoeder van vaderskant. Ze was op dat moment veertig - en haar man zevenenveertig.

Jed had haast geen herinneringen aan zijn moeder overgehouden, en haar zelfmoord was geen onderwerp dat hij tijdens dit verblijf in het huis in Le Raincy kon aansnijden, hij wist dat hij moest wachten tot zijn vader er zelf over begon - maar hij wist ook dat dat waarschijnlijk nooit zou gebeuren, dat hij het onderwerp tot het allerlaatst uit de weg zou gaan, net als alle andere onderwerpen.

Eén ding moest evenwel worden opgehelderd, en het was zijn vader die daartoe het initiatief nam, op een zondagmiddag toen ze samen net een korte etappe - de tijdrit in Bordeaux - hadden gevolgd, die geen grote veranderingen in het algemeen klassement teweeg had gebracht. Ze zaten in de bibliotheek - verreweg het mooiste vertrek van het huis, met eiken parket op de vloer, gemeubileerd met Engels leder en door de gebrandschilderde ramen in een lichte halfschaduw gehuld; de boekenkasten die de muren bedekten bevatten bijna zesduizend banden, grotendeels wetenschappelijke verhandelingen uit de negentiende eeuw. Zijn vader had het huis veertig jaar eerder voor een spotprijs gekocht van een eigenaar die dringend liquide middelen nodig had, de buurt was in die tijd veilig, het was een elegante woonwijk en Jean-Pierre Martin zag uit naar een gelukkig gezinsleven, in elk geval had hij in het huis makkelijk een groot gezin kunnen herbergen en er vaak vrienden kunnen ontvangen, maar uiteindelijk was daar helemaal niets van terechtgekomen.

Op het moment dat het beeld terugkeerde naar het glimlachende, voorspelbare gezicht van de presentator, Michel Drucker, zette hij het geluid uit en richtte zich tot zijn zoon. 'Ben je van plan om verder te gaan in de kunst?' vroeg hij. Jed antwoordde bevestigend. 'En je kunt nog niet in je eigen levensonderhoud voorzien?' Hij gaf een genuanceerd antwoord. Tot zijn eigen verbazing was hij in de loop van het jaar ervoor benaderd door twee fotoagentschappen. Het eerste, gespecialiseerd in voorwerpfotografie, had bijvoorbeeld de catalogi van postorderbedrijven als
camif
en La Redoute als klant, soms verkocht het zijn foto's ook aan reclamebureaus. Het tweede was gespecialiseerd in culinaire fotografie en werd regelmatig ingeschakeld door tijdschriften als
Onze tijd
en
Vrouwen van nu.
Beide werkterreinen leverden niet alleen weinig prestige maar ook weinig geld op: een foto van een mountainbike of een
tartiflette au reblochon
bracht veel minder in het laatje dan een gelijkwaardige foto van Kate Moss, of zelfs van George Clooney. Maar de vraag was constant en stabiel, je kon er goed van rondkomen; dus als hij er moeite voor wilde doen, zat Jed niet helemaal zonder inkomsten; en bovendien achtte hij het wenselijk om een zekere fotografische routine te behouden, in zuiver technisch opzicht. Hij beperkte zich tot het aanleveren van perfect gedefinieerde en belichte sheet films, die door het agentschap werden gescand en naar believen bewerkt; zelf waagde hij zich niet aan het retoucheren van foto's, waarbij waarschijnlijk allerlei commerciële en publicitaire eisen kwamen kijken, dus hij beperkte zich liever tot het aanleveren van technisch perfecte, maar neutrale beelden.

Other books

Fast Friends by Jill Mansell
The Missing by Sarah Langan
Too Much to Lose by Holt, Samantha
Roping Ray McCullen by Rita Herron
The Arrangement by Riley Sharpe
Having It All by Jurgen von Stuka
Host by Faith Hunter


readsbookonline.com Copyright 2016 - 2024