Read Schindlers list Online

Authors: Thomas Keneally

Schindlers list (3 page)

 

In de keuken van de villa keek de dienstbode, die in werkelijkheid Helen Hirsch heette (Goeth noemde haar uit luiheid Lena, zei ze altijd), op en zag een van de dinergasten in de deuropening. Met krampachtige haast zette ze de schaal met vleesresten die ze had vastgehouden neer en ging in de houding staan. 'Herr...' Ze keek naar zijn smokingjasje en zocht het woord voor hem. 'Herr
Direktor,
ik was de kluiven voor de honden van de Herr Kommandant net opzij aan het leggen.' 'Hè, toe,' zei Herr Schindler. 'U hoeft bij mij niet te rapporteren, Fraulein Hirsch.' Hij kwam om de tafel heen. Hij leek haar niet als prooi te benaderen, maar toch vreesde ze zijn bedoelingen. Ook al mocht Amon haar graag slaan, het feit dat ze een jodin was behoedde haar wel voor openlijke seksuele aanvallen. Maar er waren Duitsers die in rassenkwesties niet zo kieskeurig waren als Amon. De toon van deze was er echter een die ze niet gewend was, zelfs niet van de SS-officieren en -onderofficieren die naar de keuken kwamen om over Amon te klagen. 'Kent u me niet?' vroeg hij, als iemand - een voetbalster of een violist - wiens gevoel van vermaardheid is gekwetst doordat een vreemdeling hem niet herkent. 'Ik ben Schindler.' Ze boog haar hoofd. 'Herr Direktor,' zei ze. 'Natuurlijk heb ik dat wel gehoord... en u bent hier weleens eerder geweest. Ik herinner me...' Hij legde zijn arm om haar heen. Hij kon haar lichaam ongetwijfeld voelen verstrakken toen hij haar wang met zijn lippen aanraakte. Hij mompelde: 'Het is niet zo'n soort kus. Ik kusje uit medelijden, als je het moet weten.' Ze kon niet anders dan huilen. Herr Direktor Schindler gaf haar nu een stevige zoen midden op het voorhoofd, zoals die bij een Pools afscheid op een station wordt gegeven, een klinkende Oosteuropese klapzoen. Ze zag dat hij ook was gaan huilen. 'Die zoen is iets dat ik je kom brengen van...' Met een handwuif duidde hij een groep goede mensen aan die ginds in het duister op stapelbedden sliepen of zich in bossen schuilhielden, mensen voor wie zij - door straf van Haupt-sturmführer Goeth op te vangen - in zekere mate een buffer was. Herr Schindler liet haar los, tastte in zijn zijzak en haalde er een grote reep snoep uit. In zijn voedzaamheid leek hij ook wel vooroorlogs. 'Bewaar die ergens,' ried hij haar aan. 'Ik krijg hier extra te eten,' zei ze, alsof het voor haar trots nodig was dat hij niet zou denken dat ze verhongerde. Voedsel was in feite wel het minste waarover ze zich zorgen maakte. Ze wist dat ze Amons huis niet zou overleven, maar dat zou niet door gebrek aan voedsel komen. 'Als je hem niet wilt opeten, ruil hem dan met iemand,' zei Herr Schindler tegen haar. 'Of waarom jezelf niet versterken?' Hij liep achteruit en nam haar op. 'Itschak Stern heeft me over je verteld.' 'Herr Schindler,' mompelde het meisje. Ze liet het hoofd zakken en huilde even, keurig, afgepast. 'Herr Schindler, hij vindt het leuk om me in bijzijn van die vrouwen te slaan. De eerste dag dat ik hier was sloeg hij me omdat ik de kluiven van het eten weggooide. Hij kwam om middernacht naar het souterrain en vroeg me waar ze waren. Voor zijn honden, begrijpt u. Dat was het eerste pak slaag. Ik zei tegen hem... ik weet niet waarom ik het zei; nu zou ik het nooit zeggen... Waarom slaat u me? Hij zei: Dat ik je nu sla is omdat je me vroeg waarom ik je sla.' Ze schudde haar hoofd en haalde haar schouders op, alsof ze zichzelf verweet dat ze zoveel praatte. Ze wilde niet meer zeggen; ze kon het verhaal van haar straffen, haar herhaalde kennismaking met de vuisten van de Hauptsturmführer niet vertellen. Herr Schindler boog zijn hoofd vertrouwelijk naar haar toe. 'Je zit in een verschrikkelijke situatie, Helen,' zei hij tegen haar. 'Het geeft niets,' zei ze. 'Ik heb me erbij neergelegd.' 'Erbij neergelegd?' 'Op een dag schiet hij me dood.' Schindler schudde zijn hoofd, maar dat vond ze een al te gemakkelijke bemoediging om er hoop uit te putten. Ineens werkten Herr Schindlers goede kleding en weldoorvoede vlees provocerend. 'In godsnaam, Herr Direktor, ik zie dingen. We waren maandag boven op het dak ijs aan het afbikken, de jonge Lisiek en ik. En we zagen de Herr Kommandant de voordeur uit komen en de trap bij de patio afgaan, pal onder ons. En daar op die trap trok hij zijn pistool en schoot een vrouw die net voorbijkwam dood. Een vrouw met een bundel kleren. Door de keel. Gewoon een vrouw die ergens naar toe ging, weet u. Ze leek niet dikker of dunner of langzamer of vlugger dan een ander. Het was me een raadsel wat ze misdaan had. Hoe meer je de Herr Kommandant meemaakt, des te meer begrijp je dat er niet een stel regels is waaraan je je kunt houden. Je kunt niet tegen jezelf zeggen: Als ik die en die regels volg, ben ik veilig...' Schindler pakte haar hand en drukte hem krachtig om zijn woorden te benadrukken. 'Hoor eens, beste Helen Hirsch, toch is het nog altijd beter dan Majdanek of Auschwitz. Als je kunt zorgen dat je gezond blijft...' Ze zei: 'Ik dacht dat dat gemakkelijk zou zijn in de keuken van de commandant. Toen ik vanuit de kampkeuken naar hier werd overgeplaatst waren de andere meisjes jaloers.' Er kwam een meewarige glimlach om haar lippen. Schindler verhief zijn stem nu. Hij was als iemand die een natuurkundig principe uiteenzet. 'Hij zal je niet vermoorden, want hij geniet te veel van je, m'n lieve Helen. Hij geniet zo van je dat hij je niet eens de Ster wil laten dragen. Hij wil niet dat iemand weet dat het een jodin is waarvan hij geniet. Hij heeft die vrouw vanaf de trap doodgeschoten omdat ze niets voor hem betekende, ze één uit een reeks was, ze hem geen last en geen plezier bezorgde. Dat begrijp je. Maar jij... het is kwalijk, Helen. Maar zo is het leven.' Dat had iemand anders ook tegen haar gezegd. Leo John, de plaatsvervanger van de commandant, een
SS
-Untersturmführer.
'Hij vermoordt je niet,' had John gezegd, 'voordat het op z'n einde loopt, Lena, want hij heeft te veel lol in je.' Maar omdat het uit de mond van John kwam had het niet hetzelfde effect gehad. Herr Schindler had haar zonet tot een pijnlijk overleven veroordeeld. Hij scheen te begrijpen dat ze uit het lood geslagen was, en mompelde bemoedigende woorden. Hij zou haar nog eens opzoeken. Hij zou proberen haar eruit te krijgen. Eruit? vroeg ze. De villa uit, verklaarde hij; mijn fabriek in, zei hij. Je hebt vast wel van mijn fabriek gehoord. Ik heb een emailfabriek. 'Ach ja,' zei ze als een kind uit een achterbuurt dat het over de Rivièra heeft. '"Schindlers Emalia." Daar heb ik wel van gehoord.' 'Zorg dat je gezond blijft,' zei hij nog eens. Hij leek te weten dat daar de sleutel zou liggen. Hij leek te putten uit kennis van toekomstige voornemens - van Himmler, van Frank - toen hij dat zei. 'Goed,' stemde ze toe. Ze draaide zich om, liep naar een porseleinkast toe en sleepte hem van de muur vandaan, een krachtprestatie die Herr Schindler van zo'n vermagerd meisje zeer verbaasde. Ze verwijderde een baksteen uit het stuk muur dat tot dan door de kast was afgedekt, en haalde een stapel papiergeld te voorschijn - bezettingszloty's. 'Ik heb een zusje in de kampkeuken,' zei ze. 'Ze is jonger dan ik. Ik wil dat u dit gebruikt om haar terug te kopen als ze ooit in een veewagon wordt gestopt. Ik geloof dat u die dingen vaak van tevoren te weten komt.' 'Ik zal ervoor zorgen,' zei Schindler tegen haar, maar ontspannen, niet als een plechtige belofte. 'Hoeveel is het?' 'Vierduizend zloty.' Hij nam het achteloos aan, haar spaarvermogen, en stopte het in een binnenzak. Het was bij hem nog altijd veiliger dan in een nis achter de porseleinkast van Amon Goeth.

 

Zo is het verhaal van Oskar Schindler hachelijk begonnen, met barbaarse nazi's, met SS-hedonisme, met een mager, wreed behandeld meisje, en met een fantasiefiguur die op de een of andere manier even populair is als de hoer met het gouden hart: de goede Duitser. Aan de ene kant heeft Oskar zich tot taak gesteld het echte gezicht van het systeem, het bezeten gezicht achter de sluier van bureaucratisch fatsoen, te leren kennen. Dat wil zeggen dat hij weet, eerder dan de meesten het zouden durven weten, wat
Sonderbehandlung
inhoudt; dat het weliswaar 'speciale behandeling' betekent, maar neerkomt op piramides van blauw aangelopen lijken in Belzec, Sobibór, Treblinka en in dat complex ten westen van Krakau dat de Polen kennen als Oswiecim-Brzezinka, maar dat voor het Westen bekend zal worden onder zijn Duitse naam, Auschwitz-Birkenau. Aan de andere kant is hij een zakenman, van nature een handelaar, en spuwt hij het systeem niet openlijk in het gelaat. Hij heeft de piramides al verkleind, en ook al weet hij niet hoe ze dit jaar en het volgende in omvang en aantal zullen groeien en hoger zullen worden dan de Matterhorn, hij weet wel dat die berg zal komen. Ook al kan hij niet voorspellen wat voor veranderingen zich tijdens de vorming ervan zullen voordoen, toch neemt hij aan dat er altijd plaats voor en behoefte aan joodse arbeidskrachten zal zijn. Daarom drukt hij Helen Hirsch tijdens zijn bezoek op het hart: 'Zorg dat je gezond blijft.' Hij weet zeker, en in het verduisterde
Arbeitslager Paszów
bewegen slapeloze joden zich onrustig en houden zichzelf voor, dat geen enkel regime het zich - met het getij tegen - kan veroorloven een overvloedige bron van gratis arbeidskrachten af te schaffen. Het zijn degenen die instorten, bloed opgeven, dysenterie krijgen die op transport naar Auschwitz worden gezet. Herr Schindler heeft zelf gehoord hoe gevangenen op de
Appellplatz
van het werkkamp Plaszów bij het ochtendappel mompelden, op een toon die in het gewone leven alleen bejaarden gebruiken: 'Ik ben althans nog gezond.' Het is op deze winteravond dus zowel aan de vroege als aan de late kant voor Herr Schindlers praktische betrokkenheid bij de redding van bepaalde mensenlevens. Hij heeft zich er diep in gewerkt; hij heeft zo vaak wetten van het Derde Rijk overtreden dat hij er vele malen voor opgehangen, onthoofd, naar tochtige barakken van Auschwitz of Gross-Rosen gestuurd zou kunnen worden. Maar hij weet nog niet hoeveel het werkelijk zal gaan kosten. Hoewel hij al een vermogen heeft uitgegeven, weet hij niet op welke schaal er nog betalingen zullen moeten worden verricht. Om niet zo vroeg al met moeilijk te geloven dingen te komen, begint het verhaal met een alledaagse vriendelijkheid - een kus, een zachte stem, een reep chocolade. Helen Hirsch zou haar vierduizend zloty nooit meer terugzien, althans niet in een vorm waarin ze geteld en in de hand gehouden konden worden. Maar tot op de dag van vandaag vindt ze het niet erg belangrijk dat Oskar zo onnauwkeurig met geld was.

 

1

 

De pantserdivisies van generaal Sigmund List hadden, vanuit het Sudetenland noordwaarts trekkend, op 6 september 1939 het Zuid-poolse pronkjuweel Krakau van beide flanken ingenomen. En in hun kielzog trok Oskar Schindler de stad in die de volgende vijfjaar zijn element zou zijn. Hoewel hij er binnen een maand blijk van zou geven het nationaal-socialisme afvallig te zijn geworden, zag hij toch in dat Krakau, met zijn spoorwegknooppunt en nog bescheiden industrieën, een stad was die onder het nieuwe regime snel tot bloei zou komen. Hij zou geen handelsreiziger blijven. Hij zou nu een magnaat worden. Het is niet direct gemakkelijk om in de geschiedenis van Oskars familie de oorsprongen van zijn reddingsdrang te vinden. Hij werd op 28 april 1908 geboren in het Oostenrijkse keizerrijk van Frans Jozef, in de heuvelachtige provincie Moravië van dat oude rijk. Zijn geboorteplaats was de industriestad Zwittau, waar Schindlers voorouders, ter wille van een nieuw zakelijk perspectief, in het begin van de zestiende eeuw vanuit Wenen naar toe waren gekomen.

Herr Hans Schindler, de vader van Oskar, stemde in met het keizerlijke bestel, beschouwde zichzelf cultureel als een Oostenrijker en sprak Duits aan tafel, aan de telefoon, bij het zakendoen, op momenten van tederheid. Maar toen Herr Schindler en zijn gezin in 1918 ineens burgers van de Tsjechoslowaakse republiek van Masaryk en Benes waren, scheen de vader daardoor niet in grote geestelijke nood te komen, en zijn tienjarige zoon nog minder. Het kind Hitler werd, volgens de man Hitler, zelfs als jongen gekweld door de kloof tussen de mystieke eenheid van Oostenrijk en Duitsland en hun politieke scheiding. De kindeijaren van Oskar Schindler werden niet door een dergelijke misdeeldheidsneurose vergald. Tsjechoslowakije was zo'n ongerept, ruig dwergrepubliekje, dat de Duitstaligen hun minderheidsstatus met enige goedgunstigheid aanvaardden, ook al zou de verhouding later door de economische depressie en een paar minder belangrijke domheden van de overheid onder een zekere spanning komen te staan. Zwittau, Oskars geboorteplaats, was een klein, door kolengruis bevuild stadje in het zuidelijke deel van de bergketen bekend als de Gesenke. De omringende heuvels waren deels verwoest door industrie, deels bebost met lariksen, sparren en dennen. Vanwege zijn Duitstalige gemeenschap van Sudetenduitsers had het stadje een Duitse middelbare school, waar Oskar op zat. Hij ging er naar het
Real gymnasium,
dat, in overeenstemming met het industriële landschap van het gebied, moest leiden tot de vorming van ingenieurs -mijn-, werktuig-, weg- en waterbouwkundige. Herr Schindler zelf had een landbouwmachinefabriek, en Oskars opleiding was een voorbereiding op deze erfenis. De familie Schindler was katholiek. Dat gold ook voor de familie van de jonge Amon Goeth, die in diezelfde tijd in Wenen eveneens zijn bêta-opleiding afrondde en voor het eindexamen zat. De moeder van Oskar, Louisa, praktizeerde haar geloof met energie, en haar kleren geurden de hele zondag naar de wierook die tijdens de hoogmis in de kerk van de H. Mauritius bij wolken tegelijk werd gebrand. Hans Schindler was het soort echtgenoot dat een vrouw naar de godsdienst drijft. Hij hield van cognac, hij hield van cafés. Er kwam een geurige lucht van cognacwarme adem, goede tabak en diepgewortelde aardsheid uit de richting van die brave monarchist, Herr Hans Schindler. Het gezin woonde in een moderne villa met een grote tuin eromheen, aan de andere kant van de stad vanaf het industriegebied gerekend. Er waren twee kinderen, Oskar en zijn zusje, Elfriede. Maar er is niemand meer die, anders dan heel in het algemeen, kan getuigen van wat er in dat huishouden omging. We weten bij voorbeeld dat het Frau Schindler grote zorgen baarde dat haar zoon, net als zijn vader, een lakse katholiek was. Maar het kan geen al te verbitterd huishouden zijn geweest. Te oordelen naar het weinige dat Oskar over zijn jeugd zou zeggen, heerste er geen duisternis. De zon schijnt tussen de dennenbomen in de tuin. In een uithoek ervan hangen in die vroege zomers rijpe pruimen. Als hij een deel van een juniochtend bij de mis doorbrengt, keert hij zonder veel zondebesef naar de villa terug. Hij rijdt de auto van zijn vader naar buiten, zet hem in het zonlicht voor de garage en begint aan het inwendige van de motor te prutsen. Of anders zit hij op een zijtrap van het huis met een vijltje te werken aan de carburateur van de motorfiets die hij bouwt. Oskar had een paar vrienden uit de joodse burgerij, die ook door hun ouders naar het Duitse gymnasium werden gestuurd. Die kinderen waren geen dorps-Asjkenazim - grillig, Jiddisch sprekend, orthodox - maar veeltalige en niet erg ritueel levende zonen van joodse zakenlieden. Aan de andere kant van de Hanavlakte, in de Beskiden, was Sigmund Freud uit net zo'n joods geslacht geboren, en dat niet eens zo lang voordat Hans Schindler zelf in een degelijk Duits nest in Zwittau geboren werd. Oskars latere geschiedenis lijkt te roepen om een opzienbarend voorval in zijn jeugd. De jonge Oskar zou op weg van school naar huis een joods jongetje dat op zijn kop werd gezeten moeten verdedigen. We kunnen er gerust iets op verwedden dat dat niet is gebeurd, en het is ook maar beter dat we er niets van weten, want het zou te mooi lijken te kloppen. Daar komt bij dat één voor een bloedneus behoed joods kind nog niets bewijst. Want Himmler zelf zou er in een toespraak tot een van zijn
Einsatzgruppen
over klagen dat iedere Duitser wel een joodse vriend had. '"Het joodse volk wordt uitgeroeid", zegt iedere partijgenoot. "Natuurlijk, staat in ons programma: de joden uitschakelen, uitroeien - doen we." En dan komen ze allemaal aanzetten, die tachtig miljoen brave Duitsers, en iedereen heeft zijn eigen fatsoenlijke jood. Natuurlijk, de andere zijn zwijnen, maar deze ene is een prima jood.' Wanneer we, in de schaduw van Himmler, nog steeds een zweempje van Oskars latere gedrevenheden proberen te vinden, ontmoeten we de buurman van de Schindlers, een liberale rabbijn, dr. Felix Kantor geheten. Rabbijn Kantor was een volgeling van Abraham Geiger, de Duitse liberalisator van het jodendom die beweerde dat het geen misdaad maar in feite iets prijzenswaardigs was Duitser zowel als jood te zijn. Rabbijn Kantor was geen stijve dorpsgeleerde. Hij kleedde zich modern en sprak Duits in zijn godshuis. Hij noemde het een 'tempel' en gebruikte niet die oudere benaming 'synagoge'. Zijn tempel werd bezocht door joodse doktoren, ingenieurs en eigenaren van textielfabrieken in Zwittau. Wanneer ze op reis waren, zeiden ze tegen andere zakenlieden: 'Onze rebbe is dr. Kantor - hij schrijft niet alleen artikelen voor de joodse kranten in Praag en Brno, maar ook voor de dagbladen.' De twee zonen van rabbijn Kantor gingen naar dezelfde school als de zoon van zijn Duitse buurman Schindler. De jongens waren allebei pienter genoeg om uiteindelijk misschien twee van de schaarse joodse professoren aan de Duitse universiteit van Praag te kunnen worden. Deze kortgeknipte, Duits sprekende wonderknaapjes renden in kniebroek in de zomertuinen rond. De Schindlertjes achternazittend en zelf nagezeten. En Kantor dacht misschien, wanneer hij hen tussen de taxushagen in en uit zag vliegen, dat het allemaal liep zoals Geiger en Graetz en Lazarus en al die andere negentiende-eeuwse Duits-joodse liberalen hadden voorspeld. We leiden een verlicht leven, we worden door Duitse buren gegroet - Herr Schindler maakt zelfs binnen gehoorsafstand van ons sneerende opmerkingen over Tsjechische politici. We zijn wereldlijke geleerden, maar ook verstandige exegeten van de talmoed. We horen zowel tot de twintigste eeuw als tot een oeroud geslacht. We geven geen aanstoot en ons wordt geen aanstoot gegeven. Later, in het midden van de jaren dertig, zou de rabbijn dit blijmoedige oordeel herzien en uiteindelijk tot de slotsom komen dat zijn zonen de nationaal-socialisten nooit met een doctoraalexamen Duits zouden kunnen afkopen - dat er geen enkel terrein van de twintigste-eeuwse technologie of wereldlijke wetenschap was waar een jood een wijkplaats zou kunnen vinden, net zomin als er ooit een geslacht van rabbijnen voor de nieuwe Duitse wetgevers aanvaardbaar zou kunnen zijn. In 1
936
verhuisden alle Kantors naar België. De Schindlers hebben nooit meer iets van hen vernomen.

Other books

Fang Girl by Helen Keeble
TheRedKing by Kate Hill
What Dreams May Come by Matheson, Richard
Altered America by Ingham, Martin T., Kuhl, Jackson, Gainor, Dan, Lombardi, Bruno, Wells, Edmund, Kepfield, Sam, Hafford, Brad, Wallace, Dusty, Morgan, Owen, Dorr, James S.
Astrosaurs 3 by Steve Cole
The Robber Bride by Margaret Atwood
Feel Again by Fallon Sousa
All You Desire by Kirsten Miller
The Death Of Joan Of Arc by Michael Scott


readsbookonline.com Copyright 2016 - 2024