Read Rain man Online

Authors: Leonore Fleischer

Rain man (4 page)

Bij de top van een heuvel, op een van de meest uitgelezen plekjes in het park kwamen de begrafenisgangers bij elkaar. Een stuk of twaalf mannen en vrouwen met wit haar en ernstige gezichten stonden rond een open graf geschaard. Behalve het hete, heldere blauw van de zomerlucht was de enige kleurige noot in het tafereel het paars van de gewaden van de Episcopale dominee en het diepe rood van een enorme krans scharlakenrode rozen, waarop in gouden letters het eenvoudige opschrift 'Sanford Babbitt' stond.

Toen de auto stopte, stapte Charlie uit en streek de kreukels uit zijn pak. Alle ogen werden op hem gericht en staarden hem aan.

'Ik geloof dat je verwacht wordt,' zei Susanna rustig. Charlie rechtte zijn schouders en liep langzaam de heuvel op in een cocon van stilzwijgen. Susanna volgde hem op korte afstand. Ze gingen aan één kant staan toen de eenvoudige begrafenisdienst begon en namen niet deel aan de liturgische antwoorden of het gezang, hoewel Susanna niet kon voorkomen dat ze een kruisje sloeg toen de dominee de woorden 'Ik ben de Opstanding en het Leven' uitsprak. Die reactie zat er bij haar ingeslepen.

Het was een korte dienst, die snel voorbij was. Charlie wierp een handvol aarde op de kostbare bronzen doodskist van zijn vader zonder met zijn ogen te knipperen of een traan te laten. Op een knikje van hem wandelde Susanna langzaam de heuvel af naar de auto, maar Charlie sprak een van de aanwezigen aan en ze schudden elkaar de hand. Dat moest meneer John Mooney zijn, de advocaat van de oude heer Babbitt. Ze kon niet horen wat de twee mannen zeiden, maar ze zag dat Mooney een sleutelring te voorschijn haalde, er twee sleutels afhaalde en ze aan Charlie gaf, die ze in zijn borstzakje liet glijden.

Charlie Babbitt kwam de heuvel van zijn vaders graf aflopen zonder één keer om te kijken. Toen hij naast Susanna in de auto ging zitten zei hij alleen: 'De plannen zijn veranderd, goed? We blijven nog een nacht in Cincinnati. Er is iets wat ik doen moet voor we weggaan.'

'Waar gaan we nu heen?' vroeg Susanna toen Charlie de sleutel in het contactslot stak.

'Je ziet het wel als we er komen.'

'Waar is "er"?' hield ze aan.

'East Walnut Hills.'

Walnut Hills is een wijk van Cincinnati waar weinig bezoekers zijn en weinig verkeer. De huizen zijn indrukwekkend, bijna herenhuizen. Ze staan allemaal op minstens vier hectare en buren praten er niet over de schutting met elkaar en lopen niet heen en weer tussen elkaars keukens. Zo'n soort buurt is het niet; het is een soort buurt dat fluistert: 'Geld', omdat het beneden zijn waardigheid is het te schreeuwen. 'Dit is het: oost, west, thuis best,' zei Charlie sarcastisch. Susanna was onder de indruk toen ze uit de auto stapte voor de enorme residentie van Sanford Babbitt met de stenen zuilen; het huis waar Charlie grootgebracht was tot die geheimzinnige en afschuwelijke dag toen hij, een jongen nog, van huis was weggegaan.

Charlie klom uit de Lincoln en droeg de koffers de treden van het bordes op.

'Ik had geen idee... dat je... uit zo'n omgeving kwam,' zei Susanna ademloos. Ze was nog bezig het nieuwe en vreemde in zich op te nemen, het allemaal een plaats te geven in haar gedachten - dit alles en een Charlie Babbitt die ze niet kende.'Dank je,' zei Charlie kortaf. 'Zo bedoelde ik het niet.'

Maar Charlie luisterde niet. Hij had de koffers neergezet en liep naar twee auto's die naast elkaar onder de overkapping, die van het huis naar de garage leidde, geparkeerd waren. Een van de auto's was een kastanjebruin-met-zilveren Rolls Royce, maar het was de andere auto waar Charlie zijn ogen niet van afkon houden.

Het was een Buick Roadmaster cabriolet uit 1949, het laatste goede jaar voor de Brontosaurus-met-staartvinnen-ontwerpen uitkwamen. De cabriolet, die in een zachte roomkleur gespoten was, kon bogen op een glanzende laklaag die met de hand in de was gezet en uitgewreven was tot hoogglans. Alles eraan was volmaakt, van het keurig gepoetste chroomwerk tot de helderrode leren stoelen, van de agressieve bumpers tot het sabeltand-radiatorscherm, van de ronde openingen in de motorkap, het handelsmerk van Buick, tot de sportieve schuine stand van de voorruit. Het was een schoonheid, iets speciaals, en op Charlies gezicht stond zijn speciale liefde ervoor te lezen.

De aanblik van de tweekleurige Rolls verblufte Susanna. 'Was hij effectenmakelaar?'

'Investeringsbankier,' antwoordde Charlie zonder zijn ogen van de Buick cabriolet af te wenden. 'Die kleden zich beter.' Zijn hand streek liefkozend over de motorkap van de auto. Susanna wendde haar eerbiedige aandacht van de Rolls af en bekeek met genoegen de Buick. 'Dat is nog eens een auto,' zei ze goedkeurend.

'Ik heb deze auto mijn hele leven gekend,' zei Charlie zachtjes en hij voegde eraan toe: 'Ik heb er maar één keer in gereden.' Iets in de manier waarop hij dat zei maakte dat Susanna hem scherp aankeek. Maar hij beantwoordde haar blik niet en zei niets meer.

In een groot bloembed met een rand stenen eromheen stond een schitterende verzameling rozestruiken. Susanna, die van bloemen hield, zag dat er zeldzame variëteiten bij waren. Maar ze hingen slap, met stoffige bladeren; de bloemblaadjes werden bruin aan de punten.'Iemand zou deze rozen water moeten geven. Ze gaan allemaal dood.'

Charlie wierp een minachtende blik op de rozen, zo vernietigend dat hij de struiken ter plekke dood had kunnen maken. 'Maak je daar geen zorgen over,' snauwde hij. Weer een verrassing. Welke grief kon hij in vredesnaam hebben tegen rozestruiken?

Susanna volgde Charlie de treden naar de voordeur op en wachtte terwijl hij de sleutels opdiepte die Mooney hem gegeven had. Toen ze naar binnen gingen, viel haar mond open bij zoveel pracht. Een hoge hal die naar een voorname trap aan het eind ervan leidde bevatte een indrukwekkend stel tweeënhalve meter hoge spiegels in vergulde baroklijsten, die tegenover elkaar hingen, zodat ze Charlie en Susanna steeds opnieuw weerspiegelden tot in het oneindige, als een spiegel op een renaissance-schilderij. Het huis was verlaten; het was zondag en zelfs de kern van vast personeel had een vrije dag gekregen ter herinnering aan Sanford Babbitt. Charlie duwde de deur naar de woonkamer open. Een sterke geur sloeg hun tegemoet, een geur die bestond uit citroenolie- meubelwas, de muffe geur die in een kamer komt te hangen die niet gebruikt en niet gelucht wordt en het stof dat zich in de plooien van de gordijnen vastzet, hoe vaak ze ook gestofzuigd worden. De kamer was een geweldige ruimte, een wijde oceaan van kostbare oosterse tapijten waarop statige zware antiek mahonie meubels zeilden, majestueus als luxe passagierschepen van de Cunard-lijn.

Aan de muren was een verzameling olieverfschilderijen plechtig opgehangen in vergulde houten lijsten; ze hadden geen speciale verdienste en waren geschilderd door conventionele kunstenaars, die geen durf of originaliteit bezaten. Toch straalden ze macht en rijkdom uit, oud geld en diepe zwarte stilte. Je kon je in zo'n kamer geen gelach voorstellen of boos schreeuwende stemmen of woorden van hartstocht en liefde. Het was een kamer voor gelegenheden, niet voor gevoelens. Toch waren er gevoelens geweest, en nog wel bittere. Charlie Babbitt bleef lang in de deuropening staan; zijn ogen onderzochten de kamer centimeter voor centimeter. De uitdrukking op zijn gezicht was ondoorgrondelijk, zodat Susanna vroeg: 'Wat is er?'

Hij keek niet naar haar en sprak meer tot zichzelf dan tot het meisje. 'Toen ik hem vertelde dat ik wegging... stond ik... hier. Hij zat... in die stoel.' Hij schudde zijn hoofd, alsof hij er de schimmen uit wilde verdrijven. Daarna nam hij Susanna bij de hand en leidde haar rond door het huis. Hij liet haar alles zien: de enorme keukens (er waren er twee en ze waren allebei bemand geweest met personeel); de eetkamer met zijn muurkandelaars en laaghangende kroonluchter boven een lange tafel waaraan twintig mensen een plaats konden vinden; de indrukwekkende bibliotheek met hoge boekenkasten langs de wanden, waarin in leer gebonden boekwerken stonden, goud op snee; de eindeloze serie grote slaapkamers op de bovenverdieping, allemaal met een open haard, marmeren schoorsteenmantel en hemelbed, allemaal met een badkamer met marmeren tegels.

Toch was de kamer die Susanna het meest bekoorde de eenvoudige slaapkamer op de tweede verdieping die Charlie als jongen gehad had. Het was een jongenskamer als uit een film: stapelbedden, honkbalvaantjes aan de muren, glanzende modellen van gevechtsvliegtuigen zoals Migs en F-14's. Alles was precies zo gelaten als het was toen Charlie van huis weggegaan was, tot de slordige kleren in zijn kast toe. Het was moeilijk voor Susanna om de Charlie Babbitt die zij kende - snel pratend, flitsend en onverstoorbaar - in verband te brengen met stapelbedden en een gehavende oude boekenkast gevuld met oude favorieten zoals Schateiland en Robin Hood. Moeilijk maar bekoorlijk en op de een of andere manier ontroerend. Dit was een kant van Charlie Babbitt die niemand in Los Angeles kende behalve zij.

Rommelend in Charlies kast trok Susanna er oude kartonnen dozen met allerlei rommel uit en ging op de vloer zitten om erin te snuffelen. Foto's, albums met handtekeningen, een poster van Kiss, oude singletjes. Dat was leuk, een privé-uitstapje te maken door het verleden van haar minnaar. Ze keek op en zag dat Charlie met een liefhebbende grijns op haar neerkeek.

'Nou, dat is een raar gezicht.'

'Voor zo'n gekke griet heb je leuke oren,' merkte hij op. 'Ik ben niet gek, ik wil het gewoon weten. Jij was zijn enig kind. Jij kwam toen hij... hoe oud was? Vijfenveertig of zoiets. Hij dacht waarschijnlijk dat hij nooit een zoon zou krijgen.' Aarzelend beet Susanna op haar lip, toen vervolgde ze: 'Dus hij moest wel van je houden...' Charlie bukte zich en begon de punten van haar oren te strelen.

'Dus waarom haatte hij je dan?' vroeg ze zonder omwegen. 'Roze oren... en ze zijn een beetje puntig... op dit plekje.' Met vochtige kleine hapjes volgden zijn lippen het spoor van zijn vinger en Susanna wist wat Charlie wilde. Hij wilde niet praten over zijn vader of over hun verhouding. Hij wilde zijn begrafeniskleren uittrekken. Hij wilde met haar vrijen, hier in de kamer van zijn jongensjaren, op zijn oude bed, het onderste stapelbed, zodat de geest van de jongen die hij vroeger was de man kon zien die hij geworden was. En plotseling wou Susanna dat ook.

Naderhand hulde ze zich in een oude sweater van Charlie en een spijkerbroek van hem, waarvan ze de pijpen oprolde. Niets van zijn oude kleren paste hem nog, dus liep Charlie zonder shirt rond, met alleen de broek van zijn visgraatpak aan. Samen liepen ze door elke vierkante meter van het huis, deden zich in de keuken te goed aan wat ze in de koelkast en op de planken van de provisiekast konden vinden: blikjes oesters in het zuur, pakjes krabfilet, Italiaans ijs. Het waren net twee kinderen die losgelaten waren in het grootste, duurste speelgoedhuis ter wereld.

Toen ze het huis beneden verkend hadden, gingen ze ten slotte met zijn tweeën naar de zolder, een uitgestrekte stoffige opslagruimte, maar goed verlicht en betrekkelijk netjes. Het meeste van de levens van de gezinsleden Babbitt lag hier gedocumenteerd, weggesloten en bewaard in met ijzer beslagen houten koffers uit het verleden, gevuld met historische herinneringen. Meer ook van het leven van Charlie. Een oude hoge kinderstoel - vreemd, hij herinnerde zich niet dat hij daar ooit in gezeten had - dozen met speelgoed, persoonlijke documenten in blikken archieftrommels, kartonnen dozen met persoonlijke bezittingen.

Ze zaten op de vloer van de zolder en keken zomaar een paar heel oude tijdschriften door, moe maar niet ongelukkig, en voelden zich dichter bij elkaar dan ooit tevoren. Toen, zomaar, zonder aanleiding...

'weet je die cabriolet voor het huis?' vroeg Charlie. Susanna knikte. Ze voelde dat er iets belangrijks kwam. 'Zijn troetelkind. Die wagen en die rotrozen.' Er lag een scherpe, bittere klank in zijn stem. 'Aan die auto mocht ik niet komen. "Dat is een klassieke wagen," zei hij altijd. "Die vraagt om respect. Niet voor kinderen."' Zijn stem klonk autoritair en Susanna hoorde de echo van Sanford Babbitts woorden.

'Middelbare school. Ik ben zestien. En, deze ene keer, breng ik een rapport mee naar huis met enkel negens en tienen.' Susanna keek geïmponeerd. 'Kijk niet zo verdomd verbaasd.' 'Wat denk je van "diep onder de indruk"?' 'Ja. Probeer dat eens.' Susanna trok een diep-onder-de-indruk-gezicht en ze grinnikten naar elkaar. 'Dus ik ga naar mijn vader,' vervolgde Charlie. '"Mag ik met de jongens uitgaan in de Buick?" Een soort overwinningsrit. Hij zegt nee. Maar ik ga toch. Steel de sleutels. Rij hem stiekem de garage uit.'

'Waarom toen? Waarom die keer?' Susanna's ogen waren op zijn gezicht gevestigd. Ze wilde het weten. 'Omdat ik het verdiend had!' Charlies stem ging omhoog, tot hij trilde. 'Ik had iets geweldigs gedaan! Volgens zijn eigen normen. En' - Charlies stem werd zachter - 'hij was geen man genoeg om mij te belonen.'

Zelfs toen al, dacht Susanna verdrietig. Zelfs toen zat er al een gat in Charlies geweten. Ze zei niets, luisterde alleen aandachtig. 'Dus we zijn op Columbia Boulevard. Vier jongens. En we worden door de politie aan de kant gestuurd. Hij had aangifte gedaan dat zijn auto gestolen was. Niet dat zijn zoon de auto zonder toestemming meegenomen had. Gewoon gestolen.'

Charlies jongensachtige gezicht verstrakte bij de herinnering. 'Hoofdbureau van politie. De vaders van de andere jongens haalden hen er binnen het uur op borgtocht uit. Hij liet mij daar twee dagen zitten.' 'Jezus,' fluisterde Susanna, diep geschokt. 'Dronkaards die stonden te braken.' Hij huiverde toen hij die afschuwelijke achtenveertig uur opnieuw beleefde. 'Dat is de enige keer in mijn leven dat ik doodsbang geweest ben. Zo bang dat ik het wel in mijn broek kon doen, te bang om adem te halen... Ik liep van huis weg. Ik ben nooit meer teruggekomen.'

Dat was het. Het hele verhaal. Het verhaal van een jongen die wegliep van een onverzoenlijke, dominerende vader voor wie de zoon nooit goed genoeg was, een jongen die zijn kostbare leven doorbracht met pogingen die vader te bewijzen dat hij wèl goed genoeg was, alleen was het nu te laat. Zijn vader zou zijn successen nu nooit meer erkennen, noch zijn mislukkingen veroordelen. Zijn vader zou nooit trots op hem zijn. Charlie glimlachte naar Susanna, een stoere het-kan-mij- geen-donder-schelen-glimlach, maar de pijn was zo duidelijk dat hij het niet kon verdragen de liefde en het meeleven op haar gezicht te zien. Het maakte hem te kwetsbaar. Hij stond op en keek nog eens de zolder rond naar al zijn vroegere bezittingen.

Other books

Niceville by Carsten Stroud
Deadly Games by Anthony Masters
Warlord Metal by D Jordan Redhawk
Hope at Dawn by Stacy Henrie
Fairest of All by Valentino, Serena
Blythewood by Carol Goodman
Rarity by D. A. Roach
Playing With Fire by Gena Showalter


readsbookonline.com Copyright 2016 - 2024