Read De Kaart En Het Gebied Online

Authors: Michel Houellebecq

De Kaart En Het Gebied (20 page)

'Maar ze hebben mijn nest nooit willen gebruiken. Nooit. Ze hebben zelfs nooit meer in de schuur genesteld...' De oude man barstte ineens in huilen uit, de tranen stroomden over zijn wangen en het was afschuwelijk. 'Papa...' zei Jed, totaal in de war, 'papa...' Hij leek niet meer te kunnen ophouden met snikken.

'Zwaluwen gebruiken nooit nesten die door mensen zijn gemaakt,' zei Jed heel snel, 'dat is onmogelijk. Sterker nog, als een mens hun nest heeft aangeraakt, geven ze het op en bouwen een nieuw.'

'Hoe weetje dat?'

'Dat heb ik een paar jaar geleden gelezen in een boek over dierlijk gedrag, toen ik me documenteerde voor een schilderij.'

Het was niet waar, hij had dat nergens gelezen, maar zijn vader leek op slag gerustgesteld en kwam meteen tot bedaren. En dan te bedenken, zei Jed bij zichzelf, dat hij daar meer dan zestig jaar mee heeft rondgelopen...! Dat het hem waarschijnlijk tijdens zijn hele architectencarrière heeft dwarsgezeten...!

'Na de middelbare school heb ik me ingeschreven aan de Pa-rijse kunstacademie. Mijn moeder was een beetje ongerust, ze had liever gezien dat ik ingenieur werd; maar ik werd heel erg gesteund door je grootvader. Ik geloof dat hij als fotograaf een artistieke roeping voelde, maar hij heeft nooit de kans gehad om iets anders vast te leggen dan huwelijken en communies...'

Jed had zijn vader nooit met iets anders bezig gezien dan met technische, en op het eind steeds vaker met financiële vraagstukken; de gedachte dat zijn vader net als hij de kunstacademie had gedaan, dat architectuur tot de artistieke disciplines behoorde, was verbazingwekkend en ongemakkelijk.

'Ja, ik wilde ook
kunstenaar
worden...' zei zijn vader vinnig, haast gemeen. 'Maar het is me niet gelukt. De dominante stroming in mijn jeugd was het functionalisme, of eigenlijk was dat al tientallen jaren dominant, er was in de architectuur niks gebeurd sinds Le Corbusier en Van der Rohe. Alle nieuwe steden, alle wijken die in de jaren 50 en 60 rond Parijs zijn gebouwd, vertonen hun invloed. Samen met een paar anderen had ik op de kunstacademie de ambitie om iets nieuws te doen. We verwierpen het primaat van de functionaliteit niet echt, en ook het begrip "woonmachine" niet; maar wat we ter discussie stelden was de vraag wat het inhield om ergens te wonen. Net als de marxisten en net als de liberalen was Le Corbusier een produc-tivist. Wat hij voor de mens in gedachten had, waren vierkante, utilitaire kantoorflats zonder enige opsmuk; en vrijwel identieke woonflats, met een paar extra functies-kinderopvang, sportschool, zwembad; en daartussen snelle wegen. In zijn wooncel moest de mens schone lucht en licht hebben, dat was in zijn ogen heel belangrijk; en tussen de werkstructuren en de woonstruc-turen was de vrije ruimte gereserveerd voor de wilde natuur: bossen, rivieren - ik stel me zo voor dat menselijke gezinnen daar naar zijn idee zondags moesten kunnen wandelen, in elk geval wilde hij die ruimte perse behouden, hij was een soort
milieuactivist avant la lettre,
de mensheid moest zich volgens hem beperken tot afgebakende woonmodules midden in de natuur, die daar in geen geval door mocht veranderen. Als je erover nadenkt is dat vreselijk primitief, het is een afschuwelijke achteruitgang ten opzichte van elk willekeurig boerenlandschap - dat een subtiele mengeling van weiden, velden, bossen en dorpen vormt. Het is de visie van een brute, totalitaire geest. Le Corbusier kwam ons voor als een totalitaire, brute geest, gedreven door een intense hang naar lelijkheid; maar zijn visie heeft toch de hele twintigste eeuw lang de overhand gehad. Wijzelf waren eerder beïnvloed door Charles Fourier...' Hij glimlachte toen hij de verbazing op het gezicht van zijn zoon zag. 'Fourier dankt zijn bekendheid tegenwoordig vooral aan zijn seksuele theorieën, die inderdaad vrij komisch zijn. Je kunt Fourier moeilijk letterlijk lezen met zijn geraaskal over vortexen, fakiressen en feeën van het Rijnleger, het is zelfs verbazingwekkend dat hij volgelingen heeft gehad, mensen die hem serieus namen, die werkelijk een nieuw model samenleving wilden opbouwen volgens de grondslagen van zijn boeken. Dat is onbegrijpelijk als je een
denker
in hem probeert te zien, omdat zijn denken totaal onbegrijpelijk is, maar eigenlijk is Fourier geen denker, hij is een
goeroe,
de eerste in zijn soort, en zoals bij alle goeroes was zijn succes niet te danken aan een theorie die intellectuele bijval oogstte, maar juist aan het algehele onbegrip, in combinatie met een onwankelbaar optimisme, vooral op het seksuele vlak, mensen hebben seksueel optimisme ongelofelijk hard nodig. Toch is Fouriers echte onderwerp, het onderwerp dat hem in de eerste plaats bezighoudt, niet seks, maar de organisatie van de productie. De grote vraag die hij zich stelt is: waarom werkt de mens? Hoe komt het dat hij een bepaalde plaats in de sociale organisatie inneemt, dat hij bereid is om op die plaats te blijven en zijn taak te vervullen? Het antwoord van de liberalen op die vraag luidde dat het domweg door de lokroep van het geld kwam; volgens ons was dat antwoord niet voldoende. De marxisten gaven niet eens antwoord, het interesseerde hen gewoon niet, en dat is trouwens precies waarom het communisme heeft gefaald: zodra de financiële prikkel werd weggehaald, hielden de mensen op met werken, ze saboteerden hun taak, het arbeidsverzuim nam gigantische proporties aan; het communisme is nooit in staat geweest om de productie en distributie van de meest elementaire goederen te garanderen. Fourier had het ancien régime gekend, hij besefte dat wetenschappelijk onderzoek en technische vooruitgang van ver voor de verschijning van het kapitalisme dateerden, en dat er mensen hard, soms heel hard hadden gewerkt, niet gedreven door de lokroep van het geld maar door iets veel vagers, in de ogen van een moderne mens: de liefde voor God in het geval van monniken, of eenvoudiger, de eer van de functie.'

Jeds vader zweeg, hij zag dat zijn zoon nu heel aandachtig naar hem luisterde. 'Ja...' merkte hij op, 'er is ongetwijfeld een verband met wat jij in je schilderijen hebt proberen te doen. Fourier bevat veel onzin, hij is globaal gezien haast onleesbaar; maar misschien kunnen we toch nog wel iets van hem leren. Tenminste, dat dachten wij destijds...'

Hij zweeg, leek weer weg te zinken in zijn herinneringen. De rukwinden waren gaan liggen en hadden plaatsgemaakt voor een heldere, stille nacht; de daken waren bedekt met een dikke laag sneeuw.

'Ik was jong...' zei hij met een soort verzachte scepsis. 'Misschien kun jij je het niet helemaal voorstellen, omdat je ouders al rijk waren toen je werd geboren. Maar ik was jong, ik studeerde voor architect, en ik was in Parijs; voor mij leek alles mogelijk. En ik was niet de enige, Parijs was vrolijk in die tijd, je had het gevoel dat je de wereld kon veranderen. Daar heb ik je moeder ontmoet, ze zat op het conservatorium, ze speelde viool. We waren echt een soort kunstenaarsgroep. Of nou ja, het bleef beperkt tot de publicatie van een stuk of vijf artikelen in een architectuurblad, die we met meerdere mensen hadden ondertekend. Het waren grotendeels politieke teksten. We verdedigden er de gedachte in dat een complexe, vertakte samenleving met een grote variatie aan organisatieniveaus, zoals Fourier wilde, samenging met een complexe, vertakte, gevarieerde architectuur, die ruimte overliet voor individuele creativiteit. We haalden hard uit naar Van der Rohe - die kwam aanzetten met lege, moduleerbare structuren, waarop later de
open spaces
in bedrijven zouden worden gebaseerd - en vooral naar Le Corbusier, die onvermoeibaar doorging met het bouwen van concentratiekampachtige ruimten, verdeeld in identieke cellen die, zoals wij schreven, hooguit goed waren voor een modelgevangenis. Die artikelen hebben een zekere weerklank gehad, ik geloof dat Deleuze erover heeft gesproken; maar ik moest werk vinden, de anderen ook, we zijn allemaal bij grote architectenbureaus aan de slag gegaan, en toen werd het leven meteen een stuk minder leuk. Mijn financiële situatie verbeterde snel, er was destijds veel werk, de wederopbouw van Frankrijk was in volle gang. Ik kocht het huis in Le Raincy, dat leek me een goed idee, in die tijd was het een aangename voorstad. En bovendien kreeg ik het voor een heel goede prijs, ik werd getipt door een klant, een projectontwikkelaar. De eigenaar was een oude vent, duidelijk een intellectueel, altijd gekleed in een driedelig grijs pak met een bloem in zijn knoopsgat, elke keer dat ik hem zag was het een andere bloem. Hij leek zo uit de
belle époque
gestapt, de jaren 1930 op zijn laatst, hij viel voor mij onmogelijk te rijmen met zijn omgeving. Je had je kunnen voorstellen dat je hem tegenkwam, weet ik veel, op de QuaiVoltaire... maar toch in elk geval niet in Le Raincy. Het was een voormalige universitair docent, gespecialiseerd in esoterisme en godsdienstgeschiedenis, ik herinner me dat hij een kei was op het gebied van de kabbala en de gnosis, maar hij interesseerde zich daar op een heel aparte manier voor, hij had bijvoorbeeld niets dan minachting voor René Guénon. "Die imbeciel van een Guénon," zo praatte hij over hem, ik geloof zelfs dat hij een aantal venijnige kritieken op zijn boeken had geschreven. Hij was nooit getrouwd geweest, kortom
zijn werk was zijn leven,
zoals dat heet. Ik heb een lang artikel gelezen dat hij in een sociaalwetenschappelijk tijdschrift had gepubliceerd, hij ontwikkelde daarin een tamelijk curieuze gedachtegang over het Noodlot, over de mogelijkheid om een nieuwe religie te ontwikkelen op basis van het synchroniciteitsprincipe. Zijn bibliotheek zou alleen al de prijs van het huis waard zijn geweest, geloof ik - hij had meer dan vijfduizend boeken, in het Frans, Engels en Duits. Daarin heb ik het werk van William Morris ontdekt.'

Hij viel stil toen hij Jeds gezichtsuitdrukking zag veranderen.

'Ken je William Morris?'

'Nee papa. Maar ik heb ook in dat huis gewoond, ik herinner me de bibliotheek...' Hij zuchtte, aarzelde. 'Ik begrijp niet waarom je al die jaren gewacht hebt om me dit allemaal te vertellen,' zei hij.

'Het is omdat ik binnenkort doodga, denk ik,' zei zijn vader eenvoudig. 'Nou ja niet meteen, niet overmorgen, maar ik heb duidelijk niet lang meer te leven...' Hij keek om zich heen, glimlachte haast vrolijk. 'Mag ik nog wat cognac?' Jed schonk hem direct bij. Hij stak een Gitane op en inhaleerde met smaak.

'En toen werd je moeder zwanger van jou. Aan het eind van de zwangerschap ging het fout, er moest een keizersnede aan te pas komen. De dokter zei dat ze geen kinderen meer zou kunnen krijgen, en bovendien hield ze er nogal lelijke littekens aan over. Dat kon ze moeilijk verwerken; het was een mooie vrouw, weet je... We waren niet ongelukkig samen, we hebben nooit een echte ruzie gehad, maar het is waar dat ik niet genoeg met haar praatte. En dan was er de viool, ik denk dat ze nooit had moeten stoppen. Ik herinner me dat ik op een avond in mijn Mercedes van mijn werk naar huis reed, ik was bij de Porte de Bagnolet, het was al negen uur maar er waren nog altijd files, ik weet niet waardoor het precies werd losgemaakt, misschien de aanblik van de twee Mercuriales-flats, want ik werkte aan precies zo'n project en vond dat waardeloos en lelijk, maar ik zag mezelf daar zitten in mijn auto midden tussen de op- en afritten, tegenover die foeilelijke gebouwen, en ineens zei ik bij mezelf dat het zo niet langer kon. Ik was bijna veertig, mijn beroepsleven was een succes, maar zo kon het niet langer. In een paar minuten besloot ik mijn eigen bedrijf op te richten om te proberen het soort architectuur te bedrijven dat ik zelf voor ogen had. Ik wist dat het moeilijk zou zijn, maar ik wilde niet doodgaan zonder het tenminste te hebben geprobeerd. Ik deed een beroep op mijn oude vrienden van de kunstacademie, maar die hadden zich allemaal gesetteld - zij waren ook succesvol, en hadden niet zo veel zin meer om risico's te nemen. Dus toen heb ik de sprong helemaal alleen gewaagd. Ik heb weer contact opgenomen met Bernard Lamarche-Vadel, de kunstcriticus, we hadden elkaar een paar jaar eerder ontmoet en dat klikte behoorlijk goed, hij heeft me voorgesteld aan de lui van de vrije figuratie: Combas, Di Rosa... Ik weet niet of ik je ooit over William Morris heb verteld?'

'Ja, papa, vijf minuten geleden.'

'O?' Hij viel stil, er trok een verdwaasde uitdrukking over zijn gezicht. 'Ik ga een Dunhill proberen...' Hij nam een paar trekjes. 'Ook lekker. Anders dan de Gitanes, maar wel lekker. Ik begrijp niet waarom iedereen ineens met roken is gestopt.'

Hij zweeg, rookte zijn sigaret genietend helemaal op. Jed wachtte. Buiten, heel in de verte, probeerde een eenzame claxon
't Is geboren het godlijk kind
te vertolken, miste een paar noten, ging weer verder; toen werd het weer stil, er kwam geen claxonconcert. Op de daken van Parijs was de sneeuwlaag nu dik en stabiel; die stilte had iets definitiefs, dacht Jed.

'William Morris was een goede vriend van de prerafaëlieten,' hernam zijn vader, 'van Gabriel Dante Rossetti in het begin, en van Burne-Jones tot het einde toe. De hoofdgedachte van de prerafaëlieten was dat de kunst direct na het einde van de middeleeuwen was gaan aftakelen, dat hij aan het begin van de renaissance het contact met elke vorm van spiritualiteit en authenticiteit had verloren, waardoor het een zuiver industriële, commerciële bezigheid was geworden, en dat de zogenaamde
grote meesters
van de renaissance - of ze nu Botticelli, Rembrandt of Leonardo da Vinei heetten - zich in werkelijkheid simpelweg als ondernemers gedroegen; precies zoals Jeff Koons en Damien Hirst tegenwoordig, gaven de zogenaamde
grote meesters
met ijzeren hand leiding aan werkplaatsen van vijftig of zelfs honderd assistenten, die aan de lopende band schilderijen, beelden en fresco's produceerden. Zelf deden ze niets anders dan de algemene richting aangeven, het voltooide werk van hun signatuur voorzien en, vooral, de public relations bij de mecenassen van het moment verzorgen - vorsten of pausen. Zowel de prerafaëlieten als William Morris vonden dat het onderscheid tussen kunst en ambacht, tussen ontwerp en uitvoering, moest worden afgeschaft: ieder mens kon op zijn eigen niveau schoonheid voortbrengen - of het nu was door het maken van een schilderij, een kledingstuk of een meubel; en ieder mens had ook even veel recht om in zijn dagelijks leven door mooie dingen te worden omringd. Hij koppelde die overtuiging aan een krachtig socialistisch engagement, waardoor hij zich steeds actiever is gaan inzetten voor de proletarische emancipatiebewegingen; hij wilde simpelweg een einde maken aan het industriële productiesysteem.

Other books

The Dragon Keeper by Mindy Mejia
Arena by Holly Jennings
Reborn (Altered) by Rush, Jennifer
A Bomb Built in Hell by Andrew Vachss
Leave it to Eva by Judi Curtin
Away From Everywhere by Chad Pelley
Crossfire Trail (1953) by L'amour, Louis


readsbookonline.com Copyright 2016 - 2024